Te diep in het glaasje
We wonen nu alweer bijna 40 jaar
in de Hoeksche Waard. Trouwden in Zuid-Beijerland en betrokken als pasgetrouwd
stel één van de eerste nieuwbouwhuizen in dat dorp. Maar het echte landleven
trok. De wens om midden in de polder een dijkhuis te bezitten was een droom. Ik
schreef het al eens eerder, de romantiek van een beetje ‘boeren’ realiseerden
wij door in Klaaswaal een dijkhuis te kopen, gevolgd door wat schapen, geiten,
kippen, een pony, konijnen, een hond en ook nog even ganzen. Tot deze via de
sloot naar de buren zwommen en de groentetuin van de buren leegvraten. Het
huisje was één-steens en de ‘isolatie’ zat hem in donkergroen gebeitste
schrootwanden. Met precies boven de bank een kwast in het hout, of liever
gezegd een gat waar ooit een kwast had gezeten. Met een westenwind woei het
binnen net zo hard als buiten. Het huisje was schattig! Boerenbont gordijnen,
schemerlampen gesoldeerd op oud gereedschap met boven de tafel een wagenwiel
met boerenbonte kapjes. Keukenstoelen bij een oud-eiken keukentafel waar de
stoelmatter enorm zijn best op had gedaan. Een woonkeuken met honderd jaar oude
plavuizen en in de kleine kamer nog twee bedsteden met in het midden de kelderkast.
We liepen op klompen en genoten van het leven. Onder het dak maakten we twee
slaapkamers. De zwartgeteerde schaaldelen in de schuinte van het dak lieten we
zo, want dat sliep zo pittoresk. Wanneer het erg warm weer was rook het er nog
steeds naar de hooizolder, die het ooit was. Van het kleine groene luik waar de
pakken doorheen werden geschoven, maakten we een deur om wat frisse lucht op de
zolder te hebben.
Hoewel het huis wel voorzien was
van centrale verwarming was het er warm, maar ook dat was betrekkelijk. Wanneer
in de winter boven de ramen werden opengezet dan woei de wind door de te ruime
gaten van de centrale verwarmingsbuizen naar beneden. Zat je tussen de kwast in
het hout en het gat van de centrale verwarmingsbuis dan maakten we daar geen
misbaar van, maar trokken een van schapenwol gesponnen en gebreide trui aan en
trotseerden ‘de storm’. Het leven was er tamelijk ongecompliceerd. Een van de
bedsteden hadden we omgebouwd tot een ‘leesnis’ door het bed te handhaven, maar
aan de wanden boekenplanken te maken. Veel kussens en een gezellig lampje deden
de rest. Wanneer we visite hadden en onze dochter wilde niet naar bed dan mocht
ze bij de ‘visite slapen’. Met de bedstede op een kier was ze zo onder zeil.
Hoe knus kun je het maken. Heel knus! Want meneer Visscher en ik hadden echt
een donkerbruin leven. Wanneer het lammertijd was, waren we in de schuur, die
naast het huis stond, aan het werk. Vaak wilden er mensen naar de geboorte van
de lammetjes komen kijken die, hoe kan het anders, vaak laat op de avond of in
de nacht geboren werden. Op een kistje in de schuur soep eten en na de geboorte
van de lammetjes wachten op de nageboorte. Hoewel het soms buiten vroor dat het
kraakte, in de schuur was het gezellig en warm. Boven het jonge grut vaak een
warmtelamp en achter de pakken hooi op de planken tegen de zoldering, in het
donker verscholen, een stel slapende kippen.
Kerstdagen en Oud- en Nieuwjaar
werden eigenlijk altijd thuis gevierd, dit vanwege alle dieren die wellicht
bang waren van het vuurwerk. Nu zijn wij van huis uit geen drinkers, alcohol
bedoel ik, maar tijdens een ijzige oudejaarsavond besloten wij om toch een
flesje wijn open te trekken. Oliebolletjes en appelbeignets op een grote
schaal, de avond kon niet meer kapot. Buiten stormde het. Het geluid kwam luid
aanrollen door de polder en beukte tegen de één steensmuur. We besloten het gat
in de houten wand net boven de bank te dichten met een prop toiletpapier,
hetgeen zeker een graad of twee scheelde. Met het naar bed gaan van onze, toen
nog jonge dochter, gingen de ramen boven op zolder open. Een straffe wind gleed
langs de kokend hete verwarmingsbuizen naar beneden. Het deerde ons niet! De
rode wijn en de liefde deed ons gloeien. Nog maar een glaasje… en toen gebeurde
het. Ik zag, de overigens vaste, vloerbedekking golvend op en neer gaan. Een
beetje ontdaan zette ik mijn glas weg. Oeps, dit was te veel van het goede. Ik
gluurde naar meneer Visscher, ook die staarde wat ontdaan naar de vloer. Hij
sloeg zijn glas achterover en zei: Geef mij nu maar een Spa blauw. Er brak een
merkwaardig kwartiertje aan waarin wij beiden er niet voor uit wilde komen dat
we wellicht te diep in het glaasje hadden gekeken. Ik werd er terstond een
beetje giechelig van. ‘Ik geloof dat ik teveel op heb’, bekende ik
uiteindelijk. Meneer Visscher zuchtte. Het hoge woord was er uit! ‘Zie jij wat
ik zie?’ riep hij lachend. De vloerbedekking golfde er lustig op los. Hier
moest toch iets anders aan de hand zijn, want samen hetzelfde alcoholtrauma was
teveel van het goede. Niet veel later kropen meneer Visscher en ik op de knieën
over de vloer en constateerden dat we buiten de luikjes voor de
ontluchtingsroosters van de kelder vergeten waren. De wijn, de storm buiten, de
sterke stroming tussen de kier van de verwarmingsbuizen en de kelder is nog
jarenlang een onderwerp van gesprek geweest!
Ik wens al mijn lezers van boeken, blog en facebook een gezellige jaarwisseling en een goed, inspirerend, maar vooral gezond 2018!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten