zondag 20 oktober 2019

Beeldend schrijven en tijdens het lezen de stank van de stad ruiken

In veel recensies en reacties op fb en instagram lees ik dat ik zo 'beeldend' schrijf. Dat beschouw ik echt als een mooi compliment. In de roman 'Het meisje uit de Mandenmakerssteeg' komt dit wel erg veel voor. Het verhaal speelt zich dan ook af in het Amsterdam van 1748. Bijna nog geen straatverlichting en vieze stinkende grachten, daarbij beschrijf ik het leven van Mat van den Nieuwendijk ook wel het Limoenwijf genoemd, vanwege haar bijverdienste in de verkoop van limoenen. Zij behoorde tot de allerarmsten en bewoonde met haar gezin een kelder, zonder ramen, alleen een luik en een klein trapje naar beneden. Daar werd geleefd onder erbarmelijke omstandigheden. Om warm te blijven in de winter en om te koken werd er een vuurtje gestookt. Soms bleef het luik dicht om de warmte binnen te houden. Sommige kelderbewoners stierven door koolmonoxide, vaak gebruikte men gestolen kolengruis dat tot een bal werd gekneed om niet uiteen te vallen. Het veroorzaakte veel rook. In de kelders stonk het naar urine, poep en vooral ook vis, want Mat was een viswijf op de Damsluis. Iemand schreef: " Terwijl ik lees, ruik ik de verrotting, de vis en de vieze grachten." Grachten waar in het donker soms late cafégangers dronken hun blaas leegden, in de gracht vielen en verdronken. Niet iedereen voelde zich direct geroepen om bij daglicht het lijk er uit te vissen. Van waterkwaliteit had men nog nooit gehoord, wel van waterschuiten die schoon drinkwater aanvoerden, maar uiteindelijk het dek schrobden met jawel, je raadt het al, water uit de gracht!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten